Nederlands/Niederländisch

door Claus Roxin.

Op 30 Maart 1912 stierf Karl May in Radebeul bij Dresden in „Villa Shatterhand“. Sedert honderd jaar is hij één van de meest gelezen schrijvers van Duitsland. Veel van de door hem gecreëerde fantasie-figuren – Winnetou en Old Shatterhand, Kara Ben Nemsi en Hadschi Halef Omar – hebben zo’n grote nationale populariteit verworven, dat de meeste Duitstalige lezers al sinds hun jeugd met hen vertrouwd zijn geraakt.

Zijn omvangrijk oeuvre bracht hij tot stand ondanks een moeilijke en bewogen levensgang. Karl May werd geboren op 25 Februari 1842, als vijfde kind van een uiterst armoedig weversgezin van veertien kinderen, te Ernstthal (later Hohenstein-Ernstthal), gelegen in het Saksische Ertsgebergte in Duitsland. Hij werd onderwijzer op een lagere school maar verloor als negentienjarige al na enkele weken zijn aanstelling vanwege een onbeduidend misstapje. Door deze misère, zijn aangeboren koppigheid en zijn geestelijke gesteldheid raakte hij op een hellend vlak, waarbij zijn overrijke fantasie en zijn gekwetste geldingsdrang hem dreven tot herhaalde oplichterspractijken, die hij naar eigen zeggen pleegde ter compensatie van het hem berokkende psychische leed. Vanwege deze practijken moest hij bij elkaar geteld zo’n acht jaar gevangenisstraf uitzitten. Na zijn vrijlating (1874) wijdde hij zich aan het beroep van auteur. In de aanvang schreef hij vooral streeknovellen en anonieme colportageromans. Met zijn ‚reisavonturen‘, die vanaf 1892 in boekvorm verschenen, slaagde hij erin als schrijver door te breken.

May beschrijft, veelal in de ‚ik’vorm, de avontuurlijke belevenissen van zijn helden in exotische landen, vooral in het ‚Wilde Westen‘ van de Verenigde Staten en in de Oriënt. Hij slaagde erin deze fictieve verhalen zo suggestief te brengen en de geografische en volkenkundige achtergronden zo kleurrijk gestalte te geven, dat tot op heden steeds weer nieuwe generaties in de ban geraken van zijn ‚reisavonturen‘ zoals „Winnetou, het Opperhoofd der Apachen“, „De Llano Estacado“, „De Duivelskop in het Rotsgebergte“ en „Kara Ben Nemsi, de Held uit het Avondland“, en dit ondanks het feit dat de literaire waarde van dit werk nog steeds betwist wordt.

De humane tendens van zijn boeken, waarbij hij zich inzet voor onderdrukte volkeren, zoals de Indianen en de Koerden, heeft tot resultaat dat de „Shakespeare voor de jongens“ zoals Ernst Bloch hem betitelt, steeds weer actueel is en de sympathie weet te verwerven van ontelbare lezers. Na de eeuwwisseling (1899/1900), raakte Karl May verstrikt in talrijke processen en werd hij het slachtoffer van een hem vijandige pers. Door de openbaarmaking van zijn jeugdzonden, de ongeauthoriseerde uitgave van zijn anonieme colportageromans en aanvallen van literaire critici, raakte hij verstrikt in een nimmer aflatende juridische strijd met betrekking tot auteursrechten, negatieve waardering in literair opzicht en gekwetst persoonlijk eergevoel, waardoor zijn gezondheid uiteindelijk ernstig werd geschaad. Ondanks dit alles ontstond in deze tijd zijn late werk, dat niet meer op het vertellen van reisavonturen berustte, maar dat met visionaire utopische verbeelding gestalte gaf aan zijn vroeg-oecumenische ideeën over Christendom en over wereldvrede. Boeken uit deze periode zijn „Und Friede auf Erden“, „Im Reiche des Silbernen Löwe“, „Ardistan und Dschinnistan“.

Op 22 Maart 1912, acht dagen voor zijn dood, hield Karl May in de Sofien-zaal in Wenen voor 2000 mensen een bejubelde voordracht waarin hij zijn leven en zijn werk verdedigde en de pacifistische leerstellingen van Bertha von Suttner propageerde.

Deze schreef in haar In Memoriam voor Karl May: “ Wie de knappe oude Heer op die 22ste Maart …, een volle twee uur heeft horen spreken…., enthousiasmerend en strevend naar de toppen van geestelijke beleving, die moet het gevoel hebben gehad: in de ziel van deze man brandt het vuur van goedheid.

(Deze tekst verscheen ter gelegenheid van de uitgifte van een bijzondere postzegel ter herdenking van de 75-jarige sterfdag van Karl May, door Prof.Dr. Dr.h.c. Dr.h.c. Claus Roxin van de Universiteit van München; dag van uitgifte 12 Februari 1987.)

Nach oben scrollen